Willem Bilderdijk (1756-1831)

Advocaat, dichter, historicus en veelzijdig geleerde

Werkgroep

De Werkgroep Bilderdijk stelt zich ten doel de studie van Willem Bilderdijk en zijn tijdgenoten in de periode 1750-1850 in al zijn facetten te stimuleren.

Jaarboek

Het Jaarboek Bilderdijk is een wetenschappelijke uitgave van de Werkgroep Bilderdijk. Het verschijnt elk najaar en bevat artikelen en boekbesprekingen. 

Agenda

Bekijk een overzicht van aankomende activiteiten die in het teken staan van Willem Bilderdijk.

Willem Bilderdijk

Willem Bilderdijk (1756-1831) was advocaat, dichter, historicus en veelzijdig geleerde. Men zou hem een homo universalis kunnen noemen. Als dichter liet hij geen genre onbenut en geen onderwerp onaangeraakt. In totaal schreef deze ‘onvermoeibare versifex’ ruim 300.000 versregels. Niemand heeft het verlangen naar de dood in zoveel toonaarden bezongen als hij. Als hij ergens een hekel aan had, zoals aan Duitse kachels of het roken van tabak, uitte hij die afkeer in poëzie. In zijn werk voerde hij ook een felle strijd tegen de in zijn ogen verderfelijke Verlichting. In zijn tijd werd Bilderdijk gezien als de grootste Nederlandse dichter. Men noemde hem ‘de tweede Vondel’ en vergeleek hem meermalen met Goethe.

Leven

Geboorte en jeugd

Bilderdijks biografie spreekt tot de verbeelding. Hij werd geboren op 7 september 1756 aan de Westermarkt te Amsterdam. Dat hij al in zijn vroegste jeugd het Latijn beheerste, zal overdreven zijn, maar zeker is dat hij als een wonderkind mag worden beschouwd. Zijn overmatige geestelijke inspanning leidde echter al vroeg tot psychosomatische klachten, die hem de rest van zijn leven zouden vergezellen. Daar komt nog bij dat op zesjarige leeftijd een buurjongetje op zijn linkervoet ging staan. Vanwege een verkeerde medische verzorging werd hij invalide en bracht hij de rest van zijn jeugd afgezonderd van leeftijdsgenoten binnenshuis door. Vrijwel al zijn tijd besteedde de jonge Bilderdijk aan zelfstudie. Hierdoor nam zijn eruditie weliswaar geweldig toe, maar zijn sociale intelligentie bleef onderontwikkeld.

Afbeelding: Verjaardagsvers met familiewapen, 1773, aquarel van Bilderdijk. Collectie Bilderdijk Leiden.

Dichter en advocaat

In 1776 brak Bilderdijk door als dichter, toen hij als twintigjarige een prestigieuze gouden penning verwierf van het Leidse dichtgenootschap Kunst Wordt door Arbeid Verkreegen voor zijn dichtstuk over de Invloed der dichtkunst op het staetsbestuur. Daarmee vestigde hij in een keer zijn reputatie als dichter. Andere literaire successen volgden. Bilderdijk genoot van de erkenning van zijn talent, maar zag zich als twintigjarige veroordeeld tot een baantje als boekhouder op zijn vaders kantoor.

Afbeelding: De vergaderzaal van het Leidse Kunst Wordt door Arbeid Verkreegen, door P.C. la Fargue. Museum De Lakenhal, Leiden.

In 1780 mocht hij rechten gaan studeren in Leiden. Hier ondervond hij waardering van professoren en studenten en raakte hij bevriend met Rhijnvis Feith. Waar de meesten van zijn studiegenoten partij kozen voor de patriotten, koos Bilderdijk de kant van Oranje. Klachten over zijn broos gestel begonnen in zijn brieven op te duiken.

In 1781 schreef Bilderdijk aan Feith: ‘A propos, alles toont mij, dat ik een ernstige ziekte onder de leden heb, wellicht zal zij mijn laatste zijn. God dank, als ik mijn eindpaal zie!’ Datzelfde jaar publiceerde hij zijn debuutbundel Mijn verlustiging, met erotische gedichten, waarin hij onder meer schreef over het ‘Zinken in koesterende armen, bij ‘t plukken der maagdlijke roozen’.

Afbeelding: Bilderdijk als student, circa 1780. Collectie Bilderdijk Leiden.

Na de voltooiing van zijn studie in 1782 werd Bilderdijk advocaat in Den Haag. Daar ontwikkelde hij zich tot een begenadigd pleitbezorger met een drukke praktijk. In deze politiek woelige tijden verdedigde hij prinsgezinden,
zoals de Rotterdamse volksvrouw Catharina Mulder, alias Kaat Mossel.

In 1785 trouwde hij met Catharina Rebecca Woesthoven (1763-1828). Het werd geen gelukkig huwelijk. Kindersterfte wierp een schaduw over hun bestaan, en omdat Bilderdijk niet met geld kon omgaan, stapelden de schulden zich op.

Toen de Fransen in de winter van 1794-1795 over de bevroren rivieren de Republiek binnenvielen, eisten zij van alle advocaten een eed op de rechten van de mens en de burger. Bilderdijk weigerde met een vlammend rekest, waardoor hij het land moest verlaten. Zijn vrouw, kinderen en schuldeisers liet hij in Nederland achter. Via Duitsland reisde hij naar Engeland.

 Afbeelding: Catharina Rebecca Woesthoven, circa 1793. Collectie Bilderdijk Leiden.

Ballingschap

In Londen wist Bilderdijk met de grootste moeite als docent in uiteenlopende vakken in zijn onderhoud te voorzien. Hier werd hij verliefd op de twintig jaar jongere Katharina Wilhelmina Schweickhardt (1776-1830), dochter van de schilder Hendrik Willem Schweickhardt, aan wie hij Italiaans doceerde. Deze getalenteerde vrouw, zelf een verdienstelijk dichteres, werd de liefde van zijn leven.

Nadat haar vader Bilderdijk de toegang tot zijn woning had ontzegd, ontstond een vurige correspondentie tussen de twee geliefden. Hoewel Bilderdijk nog niet officieel van zijn eerste vrouw gescheiden was, beschouwde hij Wilhelmina vanaf 1797 als zijn echtgenote. Datzelfde jaar volgde ze hem naar Duitsland.

Afbeelding: Katharina Wilhelmina Schweickhardt, circa 1797. Collectie Bilderdijk Leiden.

Omdat Bilderdijk nog gehuwd was, kon van samenleven aanvankelijk geen sprake zijn. Pas in 1802 zou hij van zijn eerste vrouw scheiden. Bilderdijk verbleef in Brunswijk, Wilhelmina in Hildesheim, acht uur gaans van hem verwijderd, en later in Peine. Door de week schraapte hij zijn geld bijeen met het geven van privaatlessen, in het weekend reisde hij te paard, door de Duitse moerassen, naar haar toe. Hij voelde zich doodongelukkig. In 1798 werd hun eerste kind geboren, Julius Willem. Er zouden in Duitsland nog vier kinderen volgen, waarvan er maar één in leven bleef.

Terugkeer

In 1806 keerde Bilderdijk met zijn gezin terug naar Nederland. Zij vestigden zich in Leiden, dat kort daarop werd getroffen door de vernietigende buskruitramp van 12 januari 1807. In Nederland was intussen een nieuwe politieke situatie ontstaan. De Republiek veranderde in een monarchie, met koning Lodewijk Napoleon, broer van de Franse keizer, op de troon. Deze benoemde Bilderdijk tot zijn taaldocent en kende hem een jaarlijkse toelage toe. Hij verrichte werk voor het Koninklijk Instituut en schreef diverse omvangrijke gedichten en een aantal treurspelen, waaronder Floris de Vijfde (1808).

Het vertrek van Lodewijk en de inlijving van Nederland bij Frankrijk in 1810 leidden tot een dramatische situatie. Bilderdijks jaargeld hield op. Hij leefde naar eigen zeggen van droog brood en gerstewater; zijn vrouw en kind van aardappelen in azijn. In zijn verzen voorspelde hij zijn naderende einde. Zo heette het in het gedicht ‘Afscheid’, waarin hij voor Holland een nieuwe toekomst voorspelde: ‘Stervend zong ik, / Stervend wrong ik, / Deze heilvoorspelling uit!’ Wanneer er geen brood in huis was, nam Bilderdijk zijn toevlucht tot opium.

Afbeelding: Leiden na de buskruitramp. Collectie Bilderdijk Leiden.

Privaatdocent

Na de nederlaag van Napoleon en de terugkeer van het huis van Oranje hoopte hij een professoraat te verwerven. Dit werd hem niet gegund. In de wetenschappelijke wereld had Bilderdijk vele vijanden en weinig vrienden. In een brief aan een van zijn getrouwen noemde hij zich diens ‘veel lijdenden, onbeschrijflijk lijdenden, en in allen deele lijdenden vriend’. In 1817 vestigde hij zich als privaatdocent in Leiden. Hier verwierf hij een kleine, maar toegewijde schare leerlingen, die hij onderrichtte in de vaderlandse geschiedenis en het staatsrecht. Zijn reactionaire denkbeelden riepen steeds meer weerstanden op. Dat culmineerde in heftige polemieken toen zijn leerling Isaäc da Costa in 1823 diens Bezwaren tegen de geest der eeuw publiceerde, een aanklacht tegen de in zijn visie verderfelijke Verlichtingsfilosofie. Een dieptepunt vormde de dood Julius Willem in 1818 als matroos in de Javazee. ‘Mijn borst werd rots van ’t lijden zonder end’, schreef Bilderdijk naar aanleiding hiervan, en ook Schweickhardt schreef aangrijpende verzen. Nu was alleen hun zoon Lodewijk Willem, geboren in 1812, nog over. Ondanks alle tegenslagen was deze Leidse tijd productief. Bilderdijk publiceerde vele dichtbundels, studies en verhandelingen.

Afbeelding: Julius Willem Bilderdijk, zittend aan een tekentafel. Collectie Bilderdijk Leiden.

Laatste jaren

In 1827 nam Bilderdijk afscheid van Leiden, waar hij graag had willen sterven, maar waar hij geen geschikte woning meer kon vinden. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in Haarlem, een stad die hij verfoeide. Zijn werkkracht verminderde, zijn geheugen verzwakte en doceren kon hij niet meer. Hij voelde zich uitgeput en verlangde steeds sterker naar de dood. In 1830 stierf Katharina Wilhelmina Schweickhardt. Bilderdijk was ontroostbaar en staarde dagenlang wezenloos voor zich uit. In een brief schreef hij: ‘En nu lig ik daar, beroofd van haar, die alleen in mijn jammer troost voor mij had, en zie nevens mij ’t eenige kind verkwijnen, dat mij in dezen staat van verlatenheid ten troost moest zijn.’ 

Op 18 december 1831 blies Bilderdijk tijdens een hevig onweer in zijn woning op de Grote Markt de laatste adem uit. Zijn laatste rustplaats vond hij, net als zijn vrouw, in de St. Bavokerk. Aan het leven van deze geniale, maar raadselachtige man, die door zijn afwijkende opvattingen en zijn voortdurende strijd met de rest van de wereld een stempel op zijn tijd wist te drukken, was een einde gekomen.

Afbeelding: Bilderdijk op zijn doodsbed, 1831, door G.J. Michaëlis. Collectie Bilderdijk Leiden.

Verder lezen over Bilderdijks leven en werk

  • A. Kollewijn, Bilderdijk, zijn leven en werken. 2 dln. (Amsterdam 1891).
  • Joris van Eijnatten, Hogere sferen. De ideeënwereld van Willem Bilderdijk, 1756-1831 (Hilversum 1998).
  • Rick Honings en Peter van Zonneveld, De gefnuikte arend. Het leven van Willem Bilderdijk (1756-1831) (Amsterdam 2013).

Werk

Dichter

Het vermaardst is Willem Bilderdijk door zijn gedichten. In zijn eigen tijd en lang daarna genoot hij binnen het hele Nederlandse taalgebied bekendheid als een groot woordkunstenaar. Hij publiceerde tijdens zijn leven de ene dichtbundel na de andere. Tot zijn oeuvre behoren onder meer een reeks nationale treurspelen, naast een keur aan leerdichten.

Voorbeelden van dit laatste genre zijn De ziekte der geleerden (1807), De kunst der poëzij (1809), De Geestenwareld (1811) en De dieren (1817). Als Bilderdijks magnum opus geldt het onvoltooide heldendicht De ondergang der eerste wareld (1810). Dit groots opgezette maar helaas onvoltooide epische gedicht wordt vanwege de versificatie, de opzet en de inhoud nog altijd als een van de meesterstukken van de Nederlandse poëzie beschouwd.

 Afbeelding: Kladhandschrift van het gedicht ‘Vreugde’, 1805. Collectie Bilderdijk Leiden.

Vertaler

Bilderdijk heeft gedurende zijn hele leven veel proza en poëzie vertaald. Ook dit werk toont duidelijk de sporen van zijn eigenzinnige persoonlijkheid. Voor dichterlijke vrijheden schrok hij zelden terug, en hij schroomde niet om de werken die hij onderhanden nam van een soms zeer kritisch commentaar te voorzien. Al vroeg manifesteerde zich een liefde voor de klassieke schrijvers. Bilderdijk schreef talrijke vertalingen en ‘navolgingen’ van Griekse en Latijnse dichters, onder wie Pindarus, Homerus, Anacreon, Callimachus, Horatius en Ovidius.

Hij vertaalde onder meer het boek Prediker (Vertoogen van Salomo, 1788), de Oedipus Coloneus van Sophocles (1789), een deel van Boëthius’ Vertroosting der wijsbegeerte, alsmede (en naar eigen zeggen rechtstreeks uit het Perzisch) de elegische Treurzang van Ibn Doreid (1795). Kritische opmerkingen verwerkte hij op eigengereide wijze in Het Buitenleven (1803, een vertaling van l’Homme des champs van Jacques Delille), en De Mensch (1808, een vertaling van het Essay on Man van Alexander Pope). Bilderdijk presteerde het zelfs om alle teksten te vertalen (en dat waren er heel wat) van de gefingeerde Oud-Schotse bard Ossian.

Afbeelding: Vignet met bloemen ter ere van Homerus, door Bilderdijk. Rijksmuseum, Amsterdam.

Brievenschrijver

Ten slotte heeft Bilderdijk ook een boeiende correspondentie nagelaten. De omvangrijkste en in intellectueel opzicht interessantste briefwisselingen zijn die met Meinard en Hendrik Willem Tydeman en die met Isaac de Costa. Verder correspondeerde hij met destijds bekende figuren als Jeronimo de Bosch, Johan Valckenaer, Jeronimo de Vries, Johannes Kinker, Samuel Wiselius en Jacob Grimm. Deze briefwisselingen, inclusief veel brieven áán Bilderdijk, bevatten een schat aan gegevens over zijn opvattingen en meningen over allerlei actualiteiten en levensbeschouwelijke kwesties, maar ook over zijn ambities, verwachtingen en teleurstellingen, evenals zijn hebbelijkheden en ziekten.

Voor een goed inzicht in de wereld van de late achttiende en de vroege negentiende eeuw zijn deze brieven waardevol. Wat zijn persoonlijke leven betreft is de correspondentie met zijn (eerste) vrouw Catharina Woesthoeven intrigerend, net als die met zijn dochter Louise Sibilla. Bilderdijk heeft uiteraard ook veel liefdesbrieven geschreven, onder andere aan zijn tweede partner Katharina Schweickhardt in Londen.

Afbeelding: Rebusbrief uit 1791 van Bilderdijk aan zijn schoonzus Maria Petronella Woesthoven. De ontcijferde tekst luidt: ‘Beminde meid, ’t was ons waar uw thuiskomen buiten desasters, te ervaren. Wij vinden ons gans niet wel doch hopen beter in ’t vervolg en zijn uw hoogachtende broeder en zuster. ’s Gravenhage, half juni 1791. Duid ons duister schrijven ten beste!’

Geleerde

Naast gedichten en brieven schreef Bilderdijk talrijke opstellen over onderwerpen van zeer uiteenlopende aard. Hij ventileerde duidelijke meningen over zaken als ethiek, filosofie, theologie, kentheorie, natuurrecht, esthetica, architectuur en plantkunde. Slechts een klein deel van deze opstellen liet hij tijdens zijn leven in druk verschijnen; een groot aantal is ook nu nog niet gepubliceerd. Bilderdijk leverde ook bijdragen tot de perspectiefkunde, onder meer in Grondregelen der perspectief of doorzichtkunde (1828), en hij schreef het eerste geologische overzichtswerk in de Nederlandse taal, Geologie, of verhandeling over de vorming der aarde (1813). Bijzonder talrijk zijn ook de taal- en letterkundige studies die hij vanaf 1805 regelmatig publiceerde. Deze teksten handelen over de geslachten van zelfstandige naamwoorden, het alfabet, grammatica en spelling, maar ook over middeleeuwse teksten, het treurspel en het toneel. Bilderdijk was van mening dat alle talen te herleiden zijn tot een bijbelse oertaal, en dat het Hollands in deze ontwikkeling een voorname rol heeft gespeeld. Zijn ideeën over van de talen zette hij onder meer uiteen in zijn in 1811 geschreven science fiction-verslag: Kort verhaal van eene aanmerkelijke luchtreis, en nieuwe planeetontdekking (1813).

Gedurende de laatste vijftien jaar van zijn leven veroordeelde Bilderdijk bij elke gelegenheid het heersende ideeëngoed van het prille Koninkrijk der Nederlanden, dat in 1813-1814 werd opgericht. Van het vooruitgangsgeloof, het optimistische mensbeeld en het democratische denken – het gedachtegoed van de toenmalige verlichte, weldenkende burgerij – moest hij niets hebben. Ook schreef hij diverse pamfletten, onder meer gericht tegen de rooms-katholieke kerk. In Leiden gaf hij tussen 1817 en 1827 privaatcolleges aan in totaal ongeveer veertig, vooral jonge belangstellenden. Deze colleges verschenen postuum als de dertiendelige Geschiedenis des vaderlands (1832-1853). Bilderdijks zeer eigenzinnige visie op het verleden komt in dit omstreden geschiedwerk duidelijk naar voren.

Afbeelding: Bilderdijks bul, gedateerd op 19 oktober 1782.

Uitgegeven brieven van Bilderdijk

  • Brieven van mr. Willem Bilderdijk,5 dln. (Amsterdam 1836-1837). Link
  • Briefwisseling van Mr. W. Bilderdijk met de hoogleeraren en mrs. M. en H.W. Tydeman gedurende de jaren 1807 tot 1831, H.W.T. Tydeman, 2 dln. (Sneek 1866-1867). Link 1Link 2
  • W. Bilderdijk’s eerste huwelijk, naar zijne briefwisseling met vrouw en dochter (1784-1807), red. J. van Vloten (Leiden 1873). Link
  • W. Bilderdijk’s briefwisseling. Aanvullende uitgave. Eerste deel: 1772-1794. Ed. J. Bosch (Wageningen 1955).
  • W. Bilderdijk’s briefwisseling 1795-1797. Ed. J. Bosch, H.W. Groenevelt en M. van Hattum. 2 dln. (Utrecht 1988).
  • W. Bilderdijk’s briefwisseling 1798-1806. Ed. M. van Hattum (Utrecht, 2007).
  • Willem Bilderdijk, Liefde en ballingschap: brieven 1795-1797. Hertaald en toegelicht door Marita Mathijsen (Amsterdam 1997). Link